De vrouw is vanaf 2018 begonnen met een voedselbank en een kringloop-/kledingwinkel. Daarvoor had zij een stichting opgericht. Daarnaast heeft zij buurtactiviteiten georganiseerd. De vrouw heeft vanaf 2018 verschillende malen bij de gemeente gemeld dat zij deze activiteiten verrichtte.
Zij heeft ook gemeld dat zij voor ongeveer 30 uur per week voor haar stichting werkte. De vrouw heeft voor de activiteiten subsidies aangevraagd die op haar rekening zijn uitbetaald. De vrouw heeft die betalingen niet gemeld bij de gemeente.
Onderzoek door de gemeente
In 2022 heeft de gemeente van de Belastingdienst een signaal ontvangen dat er meer geld op de bankrekening van de vrouw stond dan is toegestaan bij een bijstandsuitkering. De gemeente is daarna een onderzoek begonnen en heeft in brieven om informatie verzocht. De gemeente heeft de uitkering van de vrouw opgeschort en vervolgens ingetrokken per 1 augustus 2022 omdat de vrouw volgens de gemeente niet tijdig had gereageerd op deze verzoeken om informatie.
De gemeente heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat de vrouw “op geld waardeerbare activiteiten" heeft verricht en dat zij hierbij haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Volgens de gemeente had de vrouw voor haar activiteiten redelijkerwijs een inkomen kunnen bedingen. Omdat het recht op bijstand volgens de gemeente niet alsnog kan worden vastgesteld, heeft de gemeente over een periode van ruim drie jaar de betaalde bijstand teruggevorderd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt vandaag dat de uitkering van de vrouw ten onrechte per 1 augustus 2022 is ingetrokken omdat er niet van kan worden uitgegaan dat zij een brief van de gemeente heeft ontvangen. Verder oordeelt de rechtbank dat, voor wat betreft de door de vrouw verrichte activiteiten, van een schending van de inlichtingenplicht geen sprake is. De vrouw heeft namelijk steeds melding gemaakt van haar activiteiten.
De gemeente heeft de vrouw er niet op gewezen dat deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor haar bijstandsuitkering. De gemeente heeft de vrouw ook niet gevraagd haar activiteiten nader toe te lichten. Dat de gemeente nu stelt dat deze activiteiten op geld waardeerbaar zijn en de betaalde bijstand om die reden terugvordert, is volgens de rechtbank in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De gemeente moet een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen.