In Nederland broeden jaarlijks zo’n 200 soorten vogels. Van 185 inheemse soorten worden de populatieontwikkelingen gevolgd met tellingen die Sovon Vogelonderzoek Nederland coördineert in het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM).
Nieuwe broedvogels
De gemiddelde toename in 1990-2023 is vooral toe te schrijven aan soorten die voor het eerst of opnieuw in ons land zijn gaan broeden, zoals zeearend, oehoe, grote en kleine zilverreiger, kraanvogel en Cetti’s zanger. Of een soort in aantal toe- of afneemt is afhankelijk van onder meer veranderingen in de kwaliteit van het leefgebied van de soort, klimaat en weer, beschikbaarheid van voedsel, broedsucces en sterfte door bijvoorbeeld vogelgriep. Dit laatste was de belangrijkste oorzaak voor een daling van de populatie van grote stern, met ruim 40 procent ten opzichte van 2022.
Meer broedvogels van moeras en zoetwater, ook meer bosvogels
In moeras- en zoetwatergebieden zijn de populaties van 59 soorten die bij voorkeur in deze leefgebieden broeden tussen 1990 en 2023 gemiddeld met bijna een factor drie toegenomen. De sterkst toegenomen soorten waren Cetti’s zanger, grote zilverreiger en brandgans; alle drie relatieve nieuwkomers als broedvogel. Buidelmees, blauwe kiekendief en grote karekiet zijn het sterkst afgenomen.
Ook 27 soorten broedvogels van bos namen toe sinds 1990, met gemiddeld 11 procent. Aanvankelijk daalden de bosvogels nog in aantal, maar sinds 2010 is er een toename. Appelvink, vuurgoudhaan en raaf namen het sterkst toe, terwijl sperwer en fluiter de grootste dalers zijn.
Afname vogels van duinen en heide
Bij broedvogels van de duinen (19 soorten) namen de populaties tussen 1990 en 2023 gemiddeld met bijna 40 procent af. Paapje, grauwe klauwier en kleine barmsijs zijn vrijwel verdwenen uit de duinen. Nachtzwaluw, en vooral boomleeuwerik, zijn juist sterk in aantal toegenomen. De afname van duinvogels vond vooral plaats voor 2010. Dit was met name het gevolg van het dichtgroeien van open duinen met grassen, ruigtekruiden, bomen en struiken, waardoor de kenmerkende duinvegetatie veranderde. Sindsdien is sprake van herstel, en in de afgelopen twaalf jaar nemen meer soorten toe dan af.
Ook de 12 voor heide kenmerkende broedvogels namen gemiddeld met bijna 40 procent af in 1990-2023. De achteruitgang is het sterkst voor 2010, daarna is er wat herstel. Het aantal toe- en afnemende soorten is gelijk (beide vijf). Nachtzwaluw en roodborsttapuit nemen het sterkst toe, terwijl korhoen en duinpieper zo goed als verdwenen zijn.
Sterke afname boerenlandvogels
Ondanks de inzet van agrarisch natuurbeheer voor broedvogels van het boerenland, is de afname met 45 procent onder deze groep het grootst. Van de 27 soorten namen 21 soorten in aantal af. Dit zijn vooral soorten van het open boerenland, zoals grutto, kievit en scholekster. Grauwe gors en kemphaan waren in 1990 al zeldzaam, maar zijn nu zo goed als verdwenen. Erf- en struweelvogels van het boerenland nemen gemiddeld genomen duidelijk minder sterk af. Tegenover afnemende soorten, zoals zomertortel en ringmus, staan ook toenemende soorten, zoals putter en roodborsttapuit.
Ook minder vogels in stedelijk gebied
Gemiddeld genomen nemen sinds 2007 ook stadsvogels in aantal af. Voor het stedelijk gebied zijn geen kenmerkende soorten onderscheiden, maar zijn alle 83 in de stad voorkomende vogelsoorten ingedeeld naar leefgebied binnen het stedelijk gebied (park en bos, open groen, water, en bebouwing). Onder de stadsvogels zijn het ook vooral de soorten van water en moeras die in aantal zijn toegenomen, zoals krakeend. Vogelsoorten van open groen in de stad, en van park, bos en struweel, zijn gemiddeld genomen afgenomen. Van de 8 soorten broedvogels die aan gebouwen gebonden zijn, neemt er slechts één toe: de slechtvalk.
Bron: CBS