ROTTERDAM - De rechtbank in Rotterdam heeft vandaag aan een 33-jarige man een geldboete van 280 euro opgelegd, waarvan 180 voorwaardelijk. De rechter zegt dat het bewezen is dat de man op straat een vrouw heeft lastiggevallen en geïntimideerd. Het bewijs bestaat uit verklaringen van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) die hebben gezien wat er is gebeurd.
Aanraken bij de heupen
De verdachte heeft op straat in het centrum van de stad een vrouw aangesproken, vervolgens is hij op haar afgelopen en heeft hij haar heupen aangeraakt en vastgepakt. Door op straat iemand op deze manier seksueel te intimideren ervaren mensen overlast, voelen zij zich onveilig en worden zij gehinderd om zichzelf te zijn als zij zich in het openbaar begeven.
Niet zelden leidt seksueel intimiderend gedrag tot aanpassingsgedrag bij degene die geïntimideerd wordt, bijvoorbeeld door bepaalde plekken te mijden of andere kleding aan te trekken. Het toegenomen maatschappelijke besef van de schadelijkheid en onwenselijkheid van seksueel intimiderend gedrag vertaalt zich in een sterkere afkeuring van het gedrag en een toenemende roep om strafrechtelijke normering, handhaving en vervolging.
Undercoverboa’s
Bij de opsporing van de seksuele intimidatie in deze zaak is een aantal buitengewoon opsporingsambtenaren betrokken geweest. Tijdens hun opsporingsactiviteiten waren zij 'in burger' en dus zonder dat kenbaar was dat zij optraden als opsporingsambtenaren.
Deze manier van optreden is in de wet of daarop gebaseerde regelgeving niet uitgewerkt. Om die reden heeft de kantonrechter gekeken naar de proportionaliteit (evenredigheid) en de subsidiariteit (kan het anders?) van deze manier van opsporing.
Seksuele intimidatie is sinds jaar en dag een probleem dat in veel grote steden voor veel overlast zorgt. Dit blijkt uit het strafdossier, de strafzaken rond een soortgelijke bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordeningen in diverse (grote) steden, de wetgeschiedenis van de genoemde wet, en ook uit allerlei vrij toegankelijke publicaties over dit onderwerp. De nieuwe strafbaarstelling benadrukt dit probleem ook op zichzelf. Tegen deze achtergrond is begrijpelijk dat in een grote stad als Rotterdam handhavend wordt opgetreden en dat daarbij wordt gekeken hoe dat het beste kan.
Bij dat handhavende optreden ligt het voor de hand dat de boa's zich niet in uniform maar in burger in de openbare ruimte onder de mensen mengen. Dit heeft immers een belangrijk voordeel. Als de boa's in uniform aanwezig zouden zijn, zouden zij met hun aanwezigheid wellicht seksuele intimidatie kunnen voorkomen, maar zou opsporing niet aan de orde zijn. De potentiële plegers van seksuele intimidatie zouden door die opvallende aanwezigheid teveel op hun hoede zijn. Het handhavende optreden van de boa's in burger is daarnaast ook proportioneel. Het niet kenbaar zijn als opsporingsambtenaar is niet heel ingrijpend voor de verdachte en het raakt zijn verdedigingsrechten (vrijwel) niet. Voor andere in de openbare ruimte aanwezigen schendt de enkele aanwezigheid van een undercoverboa als observant hun privacy slechts in marginale zin.
Kort en goed doorstaat de inzet van undercoverboa's als observant een redelijke en billijke belangenafweging met een zekere glans.