In de ochtend van 13 juni komt een woonbegeleidster langs bij de woning van het slachtoffer. Als er niet wordt opengedaan, belt ze een collega. Samen gaan ze naar binnen en treffen de man dood aan in de badkamer. Meteen start de politie onder leiding van het OM een grootschalig onderzoek op. Na twee weken wordt de verdachte aangehouden.
Het rechercheteam weet de laatste periode dat het slachtoffer in leven is in kaart te brengen. De nacht voor de 51-jarige Rotterdammer wordt gevonden, loopt hij op de Zwart Janstraat, waar hij verdachte tegenkomt op een fiets. Zij raken in gesprek en lopen naar de woning van het slachtoffer. In de woning loopt het uit de hand. In zijn eigen huis wordt de man door verdachte met grof geweld om het leven gebracht. Hij heeft steekletsels in de hals en in de buik.
Noodweer
De verdachte verklaart uit zelfverdediging te hebben gehandeld. Hij zou gedrogeerd zijn, zou zelf zijn aangevallen en dacht dat het slachtoffer hem wilde verkrachten. In een verklaring zegt hij dat het slachtoffer mogelijk zichzelf heeft gestoken in zijn hals tijdens de worsteling. Verdachte zou het slachtoffer daarna drie keer in zijn zij hebben gestoken.
Uit het onderzoek blijkt echter dat noodweer niet aannemelijk is. Zo zijn er op het lichaam van het slachtoffer geen oppervlakkige snijwonden aangetroffen, maar is juist sprake van steekletsels. Ook is er nog letsel toegebracht nadat het slachtoffer al is overleden. De officier van justitie: “Dat er letsel is toegebracht na het overlijden wijst eerder op boosheid of wraak.”
Onherstelbaar en onuitwisbaar leed
Volgens de officier van justitie is de nabestaanden onherstelbaar en onuitwisbaar leed aangedaan. “Hun zoon, broer en vriend is overleden. En niet zomaar, maar op een gruwelijke wijze is hij in zijn eigen woning om het leven gebracht. Gelet op het gewelddadige karakter van het feit en de onomkeerbare gevolgen ervan, is slechts ruimte voor een gevangenisstraf van lange duur.”